Oorsprong: Nederland, kruising van Kleurdwergen met (groot) Lotharingers.
Gewicht: maximaal 3 kilo
Kleuren: Ze komen voor in vrijwel alle bekende konijnenkleuren. Bijzondere, kenmerkende tekening, met stralend witte pels. Tekening op de oren, oogringen, wangstippen en een donkere vlek in de vorm van een vlinder op de snuit. Op het lichaam een aalstreep, vanaf de oren tot aan de staart, en op elke zijde verschillende stippen die rond horen te zijn en niet in elkaar over mogen lopen. De kleuren zijn zwart, wildkleur konijngrijs, blauwgrijs, ijzergrauw, blauwgrauw en tot slot havanabruin.
Karakter: Over het algemeen zijn het levendige, actieve konijnen. Konijnen zijn niet op karakter gefokt, maar op formaat (vleeskonijnen) of uiterlijk (tentoonstelling dieren). Daardoor zijn er eigenlijk nauwelijks ras specifieke karakters te onderscheiden. Bij elk ras heb je rustige, mensgerichte konijntjes, maar ook de pittige, energieke dieren. Dat verschilt echter per individu, niet per ras.
Bijzonderheden: In een nestje Klein Lotharingers zitten vaak effen gekleurde jongen.
Medisch: Bij bonte konijnen komt een gen voor, dat je vooral naar voren ziet komen in nesten waar bont x bont gefokt wordt. Als beide ouders drager zijn van het Engelse spot gen, heeft 25% van de jongen in dat nest erfelijk megacolon, een aandoening waarbij de dikke darm te groot is. Dit zorgt voor afwijkende keutels, verstopping, gasbuiken, diarree en de konijnen kunnen vaak ook minder goed voedingsstoffen opnemen uit hun voedsel. Deze konijnen worden vaak niet ouder dan 1-2 jaar. Het komt vooral voor bij de bonte rassen Lotharinger, Rijnlander en Papillon, maar ook bij andere rassen waar deze aftekeningen ingefokt zijn.
Een Klein Lotharinger als huisdier: In Nederland zie je veel kruisingen met dit ras als gezelschapskonijn, omdat bonte konijntjes goed verkopen.